P. Theo van den Hout (+)

1e zondag na Pinksteren: "ALLE(r)HEILIGEN"

Op deze zondag lezen we in een brief van St.Paulus aan de Hebreeën (11,33-12,2b):  

Door het geloof hebben zij koninkrijken omvergeworpen, gerechtigheid be-oefend, beloften in vervulling zien gaan. Zij hebben leeuwen de muil gesloten, de gloed van vuur gedoofd, ze zijn ontsnapt aan het scherp van het zwaard. Hun zwakheid werd kracht, ze werden machtig in de oorlog, en dreven vijandelijke legers op de vlucht.  Vrouwen kregen hun doden terug door opstanding uit de dood. Anderen werden doodgemarteld en wezen hun vrijlating af, om een betere opstanding te verwerven. Weer anderen werden beproefd doordat ze bespot werden en geslagen, en ook nog werden geboeid en gevangengezet.  Zij werden gestenigd, doormidden gezaagd, terechtgesteld met het zwaard. Zij zwierven rond in schapenvachten en geitenvellen, ten prooi aan ontbering, vervolging, mishandeling. Zij waren te goed voor deze wereld. Ze hielden zich op in woes-tijnen en in de bergen, in spelonken en in de krochten van de aarde.

Ook deze mensen werden allen vermeld vanwege hun geloof. Toch heeft geen van hen de belofte in vervulling zien gaan. Aangezien God voor ons nog iets beters had voorzien, wilde Hij niet dat zij hun voleinding zouden bereiken zonder ons.

St. Marcus laat ons weten (10,32-33,37-38;19,27-30):

Als iemand partij kiest voor Mij bij de mensen, zal ook Ik partij kiezen voor hem bij mijn Vader in de hemel.  Wie Mij verloochent tegenover de mensen, die zal Ik ook verloochenen tegenover mijn Vader in de hemel. Wie meer houdt van zijn vader of moeder dan van Mij, is Mij niet waard. Wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van Mij, is Mij niet waard. Wie zijn kruis niet opneemt en Mij niet volgt, is Mij niet waard. 

Daarop zei Petrus: `Kijk, wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd. Wat zullen wij dan krijgen?'  Jezus zei hun: `Ik verzeker jullie, bij de wedergeboorte, wanneer de Mensenzoon op de troon van zijn heerlijkheid zetelt, zullen ook jul-lie die Mij gevolgd zijn op twaalf tronen zetelen, om te oordelen over de twaalf stammen van Israël.  Ieder die zijn huizen, broers, zusters, vader, moeder, kin-deren of landerijen heeft achtergelaten omwille van mijn naam, zal het honderd-voud daarvan krijgen en deel hebben aan het eeuwig leven. Vaak zullen de eer-sten de laatsten zijn en de laatsten de eersten.

Dat zijn nogal wat onthutsende dingen:  vechten tegen wilde dieren, geslagen met zwaarden en verminkt worden, in het vuur gegooid en verbrand… dat was het lot van hen die in de eerste tijden van het christendom in Christus geloofden en zich zijn volgelingen noemden. Maar ook om deze reden: woordenwisseling-en en misverstanden binnen families, tussen zonen en vaders, moeders en dochters…

Daarover bevraagd antwoordt Christus, dat degenen die zich voor Hém uitspreken, op hun beurt door Hem bij de Vader verdedigd zullen worden…, het eeuwig leven zullen hebben.

Hier proeven we wat de kerkelijke traditie ons vandaag wil voorhouden:  het eeuwig leven na de dood, een nieuw leven, ingekleurd door het oordeel van God over ons doen en laten van nú, van ons huidige leven, nog op aarde…!

In de westerse Kerk werd Allerheiligen meer dan 100 jaar lang gevierd op 13 mei! Pas vanaf de 9e eeuw is het verplaatst naar 1 november; Allerzielen pas vanaf de 14e eeuw op 2 november.

In de Byzantijnse traditie is de herdenking van de heiligen blijven bestaan op de zondag ná Pinksteren, met een herdenking van de overledenen op de zaterdag vóór Pinksteren, het feest van de  -met de komst van de H. Geest- Drie-ene God.  (Daarnaast is er een dodenherdenking op de zaterdag vóór de Grote Vasten; overigens staat iedere zaterdag in het teken van het herdenken van de gestorvenen.)

Zo hebben beide tradities hun eigen accenten, die onze gevoelservaringen kleuren: in november: het vallen van de bladeren, de “vooravond” van de wintertijd; Pinksteren: het pas uitgekomen groen, de verwachting van de zomer, mooi weer: alles is weer nieuw!

Degenen die de cyclus van liturgische vieringen steeds meebeleven, zullen de spirituele ervaring kunnen bevestigen van vasten en boete, het lijden en de dood van Christus, maar dan  óók: de verrijzenis, waarbij keer op keer gezongen wordt: Christus verrees uit (de wereld van) de doden en heeft  de dood overwonnen en aan de gestorvenen “leven” gegeven. Dit is dan bekroond door de komst van de Geest Gods, beloofd bij het heengaan van Christus naar Zijn plaats bij God:  “Ik laat u niet als wezen achter…. , Ik zend jullie Mijn, Gods Geest”:

         “Zie, alles wordt weer nieuw,
         een nieuwe hemel, een nieuwe aarde.”

Maar daar moeten we nog hard aan werken!

En hiermee zitten we bij de kern van het christelijk geloof: telkens wanneer wij bijeenkomen in de kerk om er Liturgie te vieren, bidden wij de geloofsbelijdenis. Daarin zingen we: "ik verwacht de opstanding der doden en het leven van het komend Rijk…".

Dát is nog eens een toekomstvisie!!!

Meestal zullen we dat zeggen of zingen zonder er bij stil te staan. Het wordt wél actueel als we betrokken zijn bij het heengaan, het overlijden van een dierbare.

Door dat geloof plaatsen we ons tegenover al diegenen die daar niet in geloven, tegenover al diegenen in onze hoog ontwikkelde maatschappij die menen dat we alleen ‘nu en vandaag’ leven, en dat bij de dood alles is afgelopen: ‘vallen in een zwart gat’. Of tegenover diegenen die geloven dat we terugkeren in een ander leven of levensvorm, als een andere persoon of wezen. Daarbij voorbijgaand aan het ‘unieke’ van iedere mens, aan zijn onherhaalbaar ‘eigen-zijn’….!

Iedere mens is uniek! Maar ook: iedere mens is vrij en daarom verantwoordelijk. Zijn verantwoordelijkheid is van persoonlijke en van sociale aard, het is een verantwoordelijkheid jegens God.

Ik kan er niet omheen daar een enkel woord over te zeggen. 

God is hoogste gerechtigheid. Dat we vandaag de dag zo geconfronteerd worden met ongerechtigheid, weinig eerbied voor elkaar, omkoop- en moordschandalen, volkerenmoord, vernielzucht en diefstal…. heeft dat niet te maken met het feit, dat de mens van nu er niet meer bij stilstaat dat er een Iemand zal zijn die aan het einde der tijden de waarheid zal weten te zeggen over het goede en het kwade dat de mens verricht heeft. Die het goede zal weten te belonen en het kwade te bestraffen. Geen ander dan Hij alleen zal dat weten te doen. Maar ook: die God is bovenal Liefde. Niet alleen Barmhartigheid, maar ook Liefde. Niet alleen de vader van de verloren zoon, maar ook de Vader die “zijn Zoon geeft, opdat de mens niet sterft maar het eeuwig leven heeft”.

Niet voor niets  laat een dichter in de  “Dienst van de laatste groet aan de gestorvenen", de overledene zeggen:

         “Ik ga naar Vader, God, om voor Hem alleen te staan,
         om antwoord te krijgen op mijn vragen, op mijn leven.
         Ik zie jullie wel,
         bid voor mij, dat Hij goed voor mij zal zijn,
         dat Hij recht doet aan  mijn kleinheid.

         Ik zal niet verder met jullie gaan,
         ik ben op weg naar Vader die recht doet,
         die het kleinste ziet en kent….

         Bid en blijf bidden bij Christus, God,
         dat ik niet aan zijn hand ontval…”.