Diaken Wim Tobé

Vierde vastenzondag: zondag van de Heilige Johannes Climacus

Brief van de Apostel Paulus aan de Hebreeën 6:13-20

Broeders en zusters: toen God aan Abraham zijn belofte deed, zwoer Hij bij zichzelf, daar Hij niemand boven zich had om bij te zweren. Ik beloof dat Ik u zal zegenen en uw nageslacht talrijk zal maken. Abraham heeft dan ook na lang en geduldig wachten, gekregen wat hem beloofd was. Mensen zweren bij een hogere macht, en de eed is voor hen de hoogste vorm van bevestiging, die alle tegenspraak moet uitsluiten. En zo heeft God met een eed voor zijn belofte willen instaan, om de erfgenamen van de belofte nog duidelijker te tonen hoe onwrikbaar vast zijn besluit was. God heeft dus twee onherroepelijke daden gesteld die het Hem onmogelijk maken ons te bedriegen; en ons, vluchtelingen, sporen ze krachtig aan ons vast te klampen aan de hoop op het heil. De hoop is het veilige en vaste anker van onze ziel. Zij dringt door binnen het heiligdom, waar Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan, nu Hij voor eeuwig hogepriester is geworden op de wijze van Melchisédek.

Evangelie: Mc 9,17-31

In die tijd naderde iemand uit de menigte Jezus en sprak tot Hem: Meester, ik heb mijn zoon naar U toe gebracht omdat hij in de macht is van een stomme geest. En waar deze hem overweldigt, werpt hij hem tegen de grond, en de jongen krijgt het schuim op de lippen, knarsetandt en wordt helemaal stijf. Nu heb ik uw leerlingen gevraagd hem uit te drijven, maar die hadden er de kracht niet toe. Jezus gaf ten antwoord: o ongelovig geslacht, hoe lang moet Ik nog bij u zijn, hoe lang nog u verdragen? Breng de jongen bij Mij. Ze brachten hem bij Hem, maar zodra de geest Hem zag, liet hij de jongen stuipen krijgen; deze viel neer en rolde over de grond met het schuim op de lippen. Jezus vroeg aan de vader: hoe lang heeft hij dit al? Deze antwoordde: van zijn kinderjaren af. Hij heeft hem ook al dikwijls in het vuur en in het water geworpen om hem te doden. Maar als Gij iets kunt doen, heb dan medelijden en help ons. Jezus antwoordde hem: wat dat kunnen betreft: alles kan voor wie gelooft. Ogenblikkelijk riep de vader van de jongen uit: ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! Toen Jezus zag dat de mensen te hoop liepen, gebood hij op strenge toon aan de onreine geest: stomme en dove geest, Ik gelast je, ga uit hem weg en kom nooit meer in hem terug. Onder geschreeuw en hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; de jongen zag eruit als een lijk, zodat de meesten dachten dat hij dood was. Maar Jezus vatte hem bij de hand en richtte hem op; en hij kwam overeind. Toen Hij thuis gekomen was en zijn leerlingen met Hem alleen waren, vroegen zij: waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? Hij antwoordde hun: dit soort kan door niets anders uitgedreven worden dan door bidden en vasten. Zij gingen daar weg en trokken Galilea door; maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam, want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten. Hij zeide hun: de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.

 

Medechristenen,

Ogenschijnlijk gaat het in het Evangelie om een genezingsverhaal. Er doen een aantal partijen mee, maar het lijkt om de vraag van de vader te gaan om de bevrijding van de geesteszieke zoon, die ook niet kan spreken.

Maar de boodschap gaat dieper. Het voorval kan ons de ogen doen openen naar de betekenis. En dat is heel goed, want deze lezing is gekozen met het oog op Pasen: het grote licht van de verrijzenis gaat blinken en daar mogen wij onze ogen niet voor sluiten. Immers ons hele leven is eigenlijk – gelovig gezien – een opklimmen naar de verrijzenis.

Ik gebruik het woord 'opklimmen', omdat we vandaag ook de gedachtenis vieren van de heilige Syrische kluizenaar Johannes Climacus, de klimmer, Johannes van de ladder.

Het Evangelie – wat Blijde Boodschap betekent –  begint met een twistgesprek. Gek genoeg zeggen we dat we niet van twisten houden, maar relletjes, opstootjes, vechtpartijen, protesten en wat nog meer van dat soort trekken heel veel bekijks. De met stomheid behepte zoon vertegenwoordigt dat gebeuren. Ook híj trekt bekijks, want zijn vader vraagt om genezing aan Jezus terwijl Jezus met een menigte van mensen in gesprek is. Wij – kleine en grote mensen – willen altijd scoren, ons gelijk hebben, punten verdienen, alleen maar slagen, soms ten koste van heel veel en van anderen. Dat brengt ons eigenlijk eerder tot sprakeloosheid, want als ons dat niet lukt, zijn we met stomheid geslagen. Er mag dan wel veel kabaal tussen mensen zijn, maar we wisselen dan met elkaar nog niets uit. We verwensen anderen wel met woorden, maar laten niets tot ons zelf toe; we draaien ons in allerhande bochten, maar eigenlijk staan we perplex door blinde haat.

De leerlingen van Jezus – zijn volgelingen en dat zijn ook wij in onze dagen –  moeten ons er evenzeer van bewust zijn, dat wie alleen voor eigen gelijk vecht, zich gevangen zet in een duivelskring. Jezus vraagt echter om verwondering. Dat opent wegen. Hij laat zich op de vraag om genezing niet leiden door zijn bijzondere krachten, maar legt die kracht in handen van de leerlingen en de omstaanders. Jezus draagt op dit moment de kern van zijn boodschap (Evangelie) uit. Hij zegt: “Alles kan voor wie gelooft”. Onmiddellijk heeft die vader de voor de hand liggende oplossing: “Heer, ik geloof”, maar zijn geloof en zelfkennis gaat verder en hij zegt: “Kom mijn ongeloof te hulp”.

De kracht van Jezus is hierin gelegen, dat Hij een vertrouwvolle relatie heeft met God. En die krijgt een zichtbare vorm in het gebed. Vanuit ons bidden tot God kan geloof en vertrouwen groeien en kunnen we loskomen van die sprakeloosheid en bezetenheid, die ons meer richt op ons zelf dan op de ander.

In de brief aan de Hebreeën (1e lezing) schrijft de auteur ons: dat alleen vertrouwen en geloof in ons zelf op los zand is gebouwd, maar wie vertrouwen en geloof heeft in God, mag ervaren dat Gods belofte ook aan ons in vervulling zal gaan zoals dat ook aan Abraham is gebeurd. De belofte houdt in, dat er toekomst is – meer dan we ons zelf kunnen bedenken.

Met Pasen in het vooruitzicht mogen wij geloven/vertrouwen, dat we niet alleen Pasen gedenken van Gods Zoon van zo'n 2000 jaar gelden, maar dat Pasen hier en nu gebeurt en ook zal gebeuren, ook aan ons – meer dan we onszelf kunnen bedenken.

De heilige kluizenaar Johannes Climacus heeft een beroemd werk geschreven. Als kluizenaar en latere abt van het Catharinaklooster op de berg Sinaï schreef hij als het ware een paradijsladder voor het leven. (Paradijsladder is de vertaling van het woord Climacus en in de iconografie wordt hij altijd afgebeeld met de ladder van Jacob, die hemel en aarde verbindt).

Dat werk bevat als het ware een dertigtal treden of oefeningen om een stapje hoger op de ladder te komen. (We willen immers toch scoren en hoge punten halen?) Het begint met: “Trouw te zijn aan je keuze” en eindigt met: “Vol van geloof, hoop en liefde”. Die stap is in één keer onbereikbaar, maar met vele tussenstappen behoort het wel tot de mogelijkheden.

Het Evangelie eindigt met de lijdensvoorspelling door Jezus. Maar deze eindigt niet met de dood, maar dat Hij uit de dood zal opstaan.

Dat wij groeien in ons Paasgeloof.