Diaken Wim Tobé

16° zondag na Pinksteren: Parabel van de talenten

Pokrof van de Moeder Gods

Uit de Tweede Brief van de Apostel Paulus aan de christenen van Korinte 6,1-10

Broeders en zusters: Als Gods medewerkers sporen wij aan: zorgt dat ge zijn genade niet tevergeefs ontvangt. Hij zegt immers: Op de gunstige tijd heb ik u verhoord, op de dag van het heil ben ik u te hulp gekomen. Nu is er die gunstige tijd, vandaag is het de dag van het heil. Wij geven niemand enige aanstoot, om ons ambt niet in opspraak te brengen. In alle omstandigheden proberen wij ons te gedragen als dienaars van God door het standvastig verduren van ontberingen, nood en ellende: slagen, gevangenschap, oproer, oververmoeidheid, gebrek aan slaap, te weinig eten. Onze aanbeveling is: zuiverheid, inzicht, geduld, goedheid, een geest van heiligheid en ongeveinsde liefde, het woord van de waarheid, de kracht van God zelf. Wij strijden en verweren ons met geestelijke wapens. Eer en smaad, lof en laster zijn ons deel; wij zijn de bedriegers die de waarheid spreken, de onbekenden die iedereen kent; wij sterven maar blijven leven, wij worden getuchtigd maar niet terechtgesteld; wij treuren maar zijn altijd blij; wij zijn berooid en maken velen rijk, haveloos en de wereld is van ons...

 Uit het H. Evangelie volgens Evangelist Mattheus 25,14-30

De  Heer  hield  de  volgende  gelijkenis  voor:  Een  man  riep  bij  zijn  vertrek  naar  het  buitenland  zijn  dienaars  bij  zich en  vertrouwde  hun  zijn  bezit  toe.  Aan  de  een  gaf  hij  vijf  talenten,  aan  de  andere  twee,  aan  een  derde  één,  ieder naar  zijn  bekwaamheid.  Daarna  vertrok  hij.  Die  de  vijf  talenten  gekregen  had,  ging  er  terstond  mee  werken  en verdiende  er  vijf  bij.  Zo  verdiende  ook  degene  die  de  twee  gekregen  had,  er  twee  bij.  Maar  die  dat  ene  had gekregen,  ging  een  gat  in  de  grond  graven  en  het  geld  van  zijn  heer  verbergen.  Een  hele  tijd  later  kwam  de heer  van  de  dienaars  terug  en  hield  afrekening  met  hen.  Die  de  vijf  talenten  gekregen  had,  trad  naar  voren  en bood  nog  vijf  talenten  aan  met  de  woorden:  Heer,  vijf  talenten  hebt  gij  mij  toevertrouwd;  ziehier,  vijf  talenten  heb ik  erbij  verdiend.  Zijn  meester  sprak  tot  hem:  Uitstekend,  goede  en  getrouwe  dienaar,  over  weinig  waart  ge trouw,  over  veel  zal  ik  u  aanstellen.  Ga  binnen  in  de  vreugde  van  uw  heer.  Nu  trad  die  van  twee  talenten  naar voren  en  zei:  Heer,  twee  talenten  hebt  ge  mij  toevertrouwd;  ziehier,  twee  talenten  heb  ik  erbij  verdiend.  Zijn meester  sprak  tot  hem:  Uitstekend,  goede  en  trouwe  dienaar,  over  weinig  waart  ge  trouw,  over  veel  zal  ik  u aanstellen.  Ga  binnen  in  de  vreugde  van  uw  heer.  Tenslotte  trad  ook  die  het  ene  talent  had  gekregen  naar voren  en  zei:  Heer,  ik  heb  ervaren  dat  gij  een  hard  mens  zijt,  die  oogst  waar  gij  niet  gezaaid  hebt  en  binnenhaalt waar  gij  niet  hebt  uitgestrooid.  Daarom  was  ik  bang  en  ben  uw  talent  in  de  grond  gaan  verbergen.  Hier  hebt  ge uw  eigendom  terug.  Maar  zijn  meester  gaf  hem  ten  antwoord:  Slechte  en  luie  knecht,  je  wist  dus  dat  ik  oogst waar  ik  niet  gezaaid  heb,  en  binnenhaal  waar  ik  niet  heb  uitgestrooid?  Daarom  had  je  mijn  geld  bij  de  bankiers moeten  uitzetten,  dan  zou  ik  bij  mijn  komst  mijn  bezit  met  rente  terug  gekregen  hebben.  Neemt  hem  dus  dat talent  af  en  geeft  het  aan  wie  de  tien  talenten  heeft.  Want  aan  ieder  die  heeft,  zal  gegeven  worden,  zelfs  in overvloed  gegeven  worden;  maar  wie  niet  heeft,  hem  zal  nog  ontnomen  worden  zelfs  wat  hij  heeft.  En  werpt die onnutte knecht buiten in de duisternis; daar zal geween zijn en tandengeknars.

 

Medechristenen,

Het is soms moeilijk om vanuit een parabel te zeggen wie er met wie bedoeld wordt. Zijn diegenen die 5 of 2 talenten gekregen hebben degenen, die meer of veel meer verstand hebben? Is degene met dat ene talent te vergelijken met degenen die lui of gemakzuchtig van aard zijn? Die heer, die zijn talenten in beheer geeft, zou dat God of misschien Jezus zijn? 

De belangrijkste in de parabel lijkt de mens met het ene talent te zijn. Die wordt het meest besproken. Maar laten we onszelf niet op het verkeerde been zetten. Wat is er met die mens aan de hand?  Hij is bang, ontzettend bang.  Stel je voor dat hij iets zou verliezen. Dan heeft hij niets meer. En die heer is al zo streng! Zekere voor het onzekere: goed bewaren!

Als we de parabel goed willen verstaan, dan zegt het verhaal ons: doe niets uit angst en laat niets achterwege uit angst. Onze taal zegt het ook: “Angst is een slechte raadgever”. Angst achtervolgt ook ons in het leven:
    “Laat ik me er maar niet mee bemoeien, want wie weet….    
    “Laat ik maar geen partij kiezen, want anders……………..
    “Laat ik mijn geloof er maar buiten laten, want stel je voor…………
    “Ik zeg niet dat ik me niet goed voel, want wat zullen ze wel denken……………
    “Mijn idealen vertel ik niet, want ze zullen me wel gek vinden……….

Je doet dus niets, want dan kunnen ze ook niet zeggen dat ik het fout heb gedaan. Zo bewaren we onze talenten voor onszelf en nemen we geen risico’s, voelende dat de angst op onze hielen zit. Het Evangelie vertelt de boodschap om juist niet bang te zijn. Daarom is die heer in het verhaal ook Jezus niet, evenmin zijn Vader. Zij doen niet aan bangmakerij. Soms zijn wij zelf die heer zijn uit het Evangelie, wanneer wij hard oordelen over anderen.

In de brief die Paulus ons schrijft borduurt hij voort op het Evangelie. Niet helemaal zondert trots beschrijft Paulus wat hij allemaal omwille van het geloof moet meemaken: ontberingen, nood, gevangenschap, slaag,  oververmoeidheid, te weinig eten en slaap, maar Paulus zegt dit te overwinnen door zuiverheid, inzicht, geduld, goedheid, eerlijkheid. Door de angst te overwinnen om klein gemaakt te worden, weten we dat we uiteindelijk groot zullen zijn en: – met de woorden van het Evangelie – we gebruiken onze talenten.

Op deze 1e oktober viert de Kerk van het Oosten het Pokroffeest. Een dubbel feest eigenlijk. Het verhaal vertelt, dat tijdens een nachtelijk gebed tot Maria kluizenaar Andreas en een leerling in een visioen Maria ontwaarden. Zij baden uit angst omdat zij verwachtten dat het volk verslagen zou worden door de oprukkende vijand.

Maria stond in een gebedshouding en droeg de zg. Pokrof in haar handen. Pokrof is het woord voor sluier en ook voor bescherming. Niet zo vreemd als we weten dat veel oosterse vrouwen zowel daar alsook bij ons zich ook nu nog graag in een sluier hullen om zich daardoor beschermd te weten. Na lange tijd en tranen van verdriet om wat het volk werd aangedaan en het volk anderen aandeed, spreidde Maria als beeld van zichzelf de Pokrof uit over het volk. Maria, de beschermster van het volk.

Dit beeld van bescherming herhaalde zich 2 eeuwen later toen diaken Romanos werd uitgekozen om met Kerstmis voor een volle kerk de hymne te zingen. Maar Romanos was op z’n zachtst gezegd – niet het meest bedeeld met muzikale gaven – en werd daarom geplaagd en eigenlijk voor schut gezet door zijn medediakens. In zijn nachtelijk gebed tot Maria vroeg hij om haar hulp. De volgende dag zong Romanos de Kersthymne met zo’n welluidende stem en heldere toon, dat hij nadien werd benoemd tot voorzanger.

In beide verhalen is te horen, dat de angst - waardoor  kluizenaar Andreas en diaken Romanos aanvankelijk werden beperkt – als door een wonder werd opgeheven door te vertrouwen op Maria en haar voorspraak bij God.

Moge het ook ons aanmoedigen de angst voor onze verantwoordelijkheid te laten varen en met een gerust gemoed onze opdracht in het leven een gezicht te geven.

Het gebed tot Maria moge ons daarbij leiden en dat wij op haar voorspraak Gods kracht in ons leven mogen voelen.

Dan zal gejammer en tandengeknars ons nimmer overspoelen.  

Amen.

 

Indien u wenst te reageren op deze homilie, stuur dan een email naar diaken Wim Tobé.